Wetsvoorstel verhoging AOW- en pensioenleeftijd naar Tweede Kamer
6 juni 2012 – Deze week heeft minister Kamp het wetsvoorstel i.v.m. de verhoging van de AOW- en pensioenleeftijd aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel negeert op een aantal zeer belangrijke onderdelen het vorig jaar tussen sociale partners zo moeizaam overeengekomen Pensioenakkoord. Zo wordt de AOW-leeftijd sneller verhoogd en wordt het maximaal fiscaal op te bouwen ouderdomspensioen toch verlaagd.
Het verhogen van de AOW- en pensioenleeftijd raakt ook een aantal andere pensioen gerelateerde aspecten. In dit bericht gaan wij daar kort op in.
AOW-gat na 65 jaar
De meeste werknemers hebben pensioen opgebouwd dat uitkeert vanaf de 65-jarige leeftijd. Dat is, straks was, daarmee gelijkgesteld aan de ingangsleeftijd van de AOW. Vanaf 2013 begint de AOW-uitkering steeds later, terwijl het opgebouwde pensioen dan al wel uitkeert. De werknemer die dus stopt met werken op 65 jaar of waarvan het overbruggingspensioen stopt op 65 jaar, heeft een tijdelijk AOW-gat. Om dit gat te dichten kan er een voorschot genomen worden op de AOW-uitkering die vervolgens in de maanden daarna weer verrekend wordt (sigaar uit eigen doos-methode)
Pensioen in de 2e pijler: werknemerspensioen
Werknemers mogen pensioen opbouwen tot een bepaald fiscaal maximum. Dat maximum is voor pensioen dat opgebouwd wordt tot 65 jaar (en de standaard AOW-franchise) voor eindloonregelingen 2,0% en voor middelloonregelingen 2,25%. In het wetsvoorstel wordt dit verlaagd naar 1,9% respectievelijk 2,15%. De argumentatie is dat er gedurende twee extra jaren (van 65 t/m 67 jaar) nog pensioen opgebouwd kan worden.
Ook de staffelpercentages voor de zgn. premieovereenkomsten (beschikbare premieregelingen) worden verlaagd.
Ook de percentages waarmee partner- en wezenpensioen wordt verzekerd worden navenant verlaagd.
‘Pensioen’ in de 3e pijler: de lijfrente (is geen pensioen!)
Degene die via lijfrentebetalingen wil sparen voor de oude dag, mag de betalingen tot op zekere hoogte van het inkomen aftrekken. Daar is een speciale formule voor. Het percentage waarmee de ruimte voor lijfrenteaftrek mede wordt berekend, daalt van 17 naar 15,5% en daarna per jaar nog eens 0,6%-punt voor elk jaar dat de pensioenleeftijd stijgt. In de hierboven bedoelde formule wordt ook rekening gehouden met pensioenopbouw via de werkgever: de factor A. Die moet nu nog vermenigvuldigd worden met 7,5. Volgens het wetsvoorstel wordt dat 7,2. Dit geeft iets meer ruimte voor lijfrente-aftrek.
Fiscale oudedagsreserve (OR)
Jaarlijks mogen IB-ondernemers 12% van de winst voor belastingen doteren aan de OR. Volgens het wetsvoorstel wordt dit per 2014 verlaagd naar 10,9% en daarna per jaar nog eens 0,4%-punt voor elk jaar dat de pensioenleeftijd stijgt.
Gevolgen voor werkgevers en werknemers
Pensioencontracten moeten op een aantal punten worden herzien. dat heeft natuurlijk alles te maken met wat er wettelijk gezien nog mogelijk is, maar ook met de verdeling van de pensioenlasten tussen werkgever en werknemers. Met name verzekeraars hebben er voor gepleit om de pensioenopbouwleeftijd in één keer te verhogen en daarmee het AOW-scenario niet te volgen. Dit verzoek was eerder al gehonoreerd en is ook in het wetsvoorstel opgenomen. Zo gaan werknemers vanaf 1 januari 2014 pensioen opbouwen wat ingaat vanaf 67-jarige leeftijd.
Begeleiden van veranderingen: goed, helder en tijdig communiceren
Behalve de hierboven geschetste veranderingen zijn er nog meer (on)gedwongen maatregelen om binnenkort de pensioenregeling aan te (moeten) passen. Een aanpassing die tot versobering leidt, zal met de werknemers of een vertegenwoordiging daarvan overeengekomen moeten worden. Wij begeleiden zowel werkgevers als werknemers(vertegenwoordigingen).
Vanwege alle wijzigingen kunnen werkgevers en werknemers met elkaar overeenkomen om de klassieke pensioenregeling te vervangen door een andere regeling. In de trajecten die we daarbij hebben begeleid, heeft dit tot heldere en mooie uitkomsten geleid. Goede, heldere en tijdige informatie is daarbij van cruciaal belang.