Wet Verbeterde premieregeling. Het wapen tegen de lage rente?

16 september 2016 | Alle artikelen


Per 1 september 2016 is de Wet verbeterde premieregeling (Stb. 2016, 248) in werking getreden. Het kapitaal dat in een premie- of kapitaalovereenkomst wordt opgebouwd, hoeft niet meer op de pensioendatum in een vaste uitkering omgezet te worden, maar kan ook in de uitkerings-fase (deels) risicodragend worden belegd. Hiervoor is een nieuw pensioentype geïntroduceerd: een variabel pensioen. De belangrijkste aanleiding voor deze wet is de extreem lage rentestand van de afgelopen jaren.

Doorbeleggen leidt naar verwachting tot een hogere pensioenuitkering dan de bestaande, vaste uitkering, maar geeft tegelijkertijd meer onzekerheid over de hoogte van de uitkering.

Wat zijn de knelpunten bij een vaste pensioenuitkering?
In Nederland zijn we als gepensioneerde gewend om een pensioenuitkering te ontvangen die levenslang even hoog is of zelfs per jaar iets wordt verhoogd, geïndexeerd. Daar is de afgelopen jaren wel een nieuwe ontwikkeling bijgekomen namelijk dat pensioen-uitkeringen ook verlaagd kunnen worden. De oorzaak daarvan ligt bij de te lage dekkingsgraad van het uitkerend pensioenfonds. Met de Wet verbeterde premieregeling komt er nog een variant bij. De pensioenuitkering wordt mede afhankelijk van het rendement van beleggingen. Dat geeft kans op een hogere pensioenuitkering, maar er zijn ook knelpunten.

Afbouw beleggingsrisicolife-cycle-beleggen-2
Bij het omzetten van het pensioen-kapitaal in een vaste levenslange pensioenuitkering is de rekenrente op het moment van inkoop cruciaal. Als de rente (vlak) voor de pensioen-ingang daalt, dan heeft dat een verlagend effect op de in te kopen pensioenuitkering. Om dit zoge-naamde ‘renterisico’ te beperken, wordt veelal het beleggingsrisico ruim vóór de pensioen-ingang stapsgewijs afgebouwd. Door het nemen van minder beleggingsrisico neemt echter ook het verwachte rendement af. Dit heeft een verlagend effect op de verwachte hoogte van de pensioenuitkering.

Lage rente
De rente is momenteel, historisch gezien, laag en de levensverwachting is de afgelopen decennia fors toegenomen. Het inkopen van een vaste pensioenuitkering is daarom een dure aangelegenheid geworden. Garantie kost geld. Een werkgever waarvan de middelloonregeling per 1 januari 2016 afliep na een contractperiode van 10 jaar, zou bij ongewijzigde voortzetting van de middelloonregeling het dubbele hebben moeten betalen. En sinds 1 januari 2016 ie de rente nog verder gedaald.

Wat zijn de gevolgen van een variabele pensioenuitkering?
Garantie is dus erg duur. Het alternatief is doorbeleggen wat de nieuwe wet nu biedt. Er zitten echter wel een paar haken en ogen aan.

  • Geen garanties
    Bij een variabele pensioenuitkering wordt het mogelijk om voor risico van de pensioengerechtigde door te beleggen. De pensioenrechten zijn niet langer ‘gegarandeerd’, waardoor het voor de pensioenuitvoerder niet langer noodzakelijk is om forse buffers aan te houden. Dit heeft een verhogend effect op de in te kopen pensioenuitkering, maar zorgt ook voor een onzekerder pensioen.
  • Minder snelle risico-afbouw
    Doordat de pensioenuitkering minder afhankelijk is van de rentestand op één moment, is het niet langer noodzakelijk om het beleggingsrisico voor pensioeningang fors af te bouwen. Hierdoor wordt het mogelijk om in de periode (vlak) voor de pensioendatum risicovoller te beleggen dan dat nu het geval is. Het is immers niet logisch om alle risico’s eerst af te bouwen en ze vervolgens weer te verhogen. Door het risicovoller beleggen wordt het verwachte beleggings-rendement hoger, wat in een naar verwachting hogere pensioenuitkering resulteert.
  • Meer risico pensioendatum
    Doordat ná pensioeningang voor risico van de pensioengerechtigde kan worden doorbelegd,  ontstaat naar verwachting overrendement dat kan worden gebruikt voor het verhogen van de pensioenuitkering. Dit leidt tot een naar verwachting (op termijn) hogere pensioenuitkering dan wanneer een vaste levenslange pensioenuitkering wordt ingekocht. Méér beleggingsrisico betekent ook: een grotere kans op verlagingen, een minder stabiele pensioenuitkering en dus meer onzekerheid voor de pensioengerechtigde.

Een variabele pensioenuitkering leidt naar verwachting tot een hogere, maar meer onzekere pensioenuitkering.

Tot slot
De nieuwe Wet verbeterde premieregeling geldt voor alle aanbieders van een variabel pensioen. Ook voor uitvoerders die (nog) géén variabel pensioen aanbieden, maar wel premie- en of kapitaalovereenkomsten uitvoeren, heeft deze wet consequenties. De wet schrijft namelijk voor dat zij:

  • deelnemers in elk geval voorafgaand aan de pensioendatum de keuze geven tussen een vaste of een variabele uitkering (artikel 63b lid 1 PW);
  • deelnemers informeren over het shoprecht, indien de pensioenuitvoerder zelf alleen vaste of alleen variabele uitkeringen uitvoert (artikel 63b lid 3 PW); en
  • de beleggingsmix aanpassen aan de voorkeur van de deelnemer voor een vaste dan wel een variabele uitkering.

Verzekeraars, Pensioen Premie Instellingen (PPI’s) en pensioenfondsen zullen hun producten aanpassen aan de nieuwe wetgeving. Daar hebben ze voor wat de vormgeving van de life cycles betreft door een overgangstermijn in de wet tot 1 januari 2018 de tijd voor.

© 2004 - 2024 - Mollema Pensioen Consultancy.
Ontwikkeld door Convident