Hoge Raad: “pensioen verjaart niet”
20 maart 2012 – De Hoge Raad vindt dat eenmaal opgebouwde pensioenrechten in principe niet kunnen verjaren. Een pensioenaanspraak is op basis van het pensioenreglement een recht, zegt het hoogste rechtscollege in een uitspraak naar aanleiding van een cassatie ingesteld door het Bedrijfstak-pensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg (‘Vervoer’). De zaak gaat om in 1988 en 1989 opgebouwde pensioenrechten bij het verplicht gestelde Pensioenfonds Vervoer.
In die periode zou de toenmalige werkgever van een deelnemer geen werknemerspremie hebben ingehouden, en van 1988 tot 1995 voor hem geen pensioenpremie aan Vervoer hebben afgedragen, terwijl de werknemer daar wel verplicht deelnemer was. Hoewel Vervoer uit ‘coulance’ de deelnemer wel pensioenrechten heeft toegekend voor de periode ná 1989, vond het fonds dat de aanspraken over 1988 en 1989 waren verjaard. Daar dacht de Hoge Raad anders over.
Pensioenfonds heeft inspanningsplicht
De Hoge Raad overwoog onder meer dat het pensioenfonds geen poging heeft gedaan om na te gaan waarom er door de werkgever geen premie werd afgedragen, hoewel het pensioenfonds wist dat de betreffende werknemer deelnemer was. “Daardoor ligt het risico van wanbetaling bij het pensioenfonds,” aldus het hoogste rechtscollege. Deze uitspraak is van groot praktisch belang voor pensioenfondsen die de pensioenopbouw niet expliciet afhankelijk hebben gesteld van bijvoorbeeld het daadwerkelijk administreren van de opbouw. Daardoor ontstaat een soort automatisme waarop, zoals nu blijkt, met succes een beroep gedaan kan worden.
Deelname afhankelijk van enkele voorwaarden
Pensioenopbouw zou dan volgens de door pensioenfondsen gehanteerde reglementen al plaatsvinden als aan enkele randvoorwaarden is voldaan. Dat zijn bijvoorbeeld het werknemer zijn in een bepaalde sector of vanwege de leeftijd toetreden tot de pensioenregeling. Zolang er aan dergelijke voorwaarden is voldaan, vindt er dus pensioenopbouw plaats, aldus de Hoge Raad. Dit is ongeacht of het pensioenfondsbestuur die ook zelf heeft toegekend, of als zodanig heeft geadministreerd.
Geen premie betaald. Niet aangemeld
Feitelijk zegt de Hoge Raad nu dat in deze gevallen opgebouwde – maar niet als zodanig bij het fonds geadministreerde – pensioenaanspraken niet kunnen verjaren tijdens de opbouwfase. Ook kan een deelnemer dan altijd klagen over de hoogte van zijn pensioenopbouw, ongeacht of die opbouw betrekking heeft op 1 of 30 jaar geleden. En ook ongeacht of de deelnemer 30 jaar geleden al op de hoogte was van de onjuiste of onvolledige pensioenadministratie, en of hij toen al daarover heeft geklaagd.
Volgens de huidige reglementen van pensioenfondsen hoeft er dan niet aan de voorwaarde te worden voldaan dat de werkgever premie heeft betaald of de werknemer überhaupt wel heeft aangemeld.
Kan pensioenfonds het ‘lek’ dichten?
Pensioenfondsen zijn niet blij met de uitspraak van de Hoge Raad. Een manier om het ‘lek’ , eigenlijk een niet bedoelde toevloed, te dichten kan zijn dat pensioenfondsen een clausule in het pensioenreglement gaan opnemen, die stelt dat een werknemer alleen pensioen opbouwt indien hij is aangemeld en/of er premies zijn betaald. Daar zal De Nederlandsche Bank weer een stokje voor steken, zo bleek recentelijk. DNB vindt namelijk dat een uitvoerder ook pensioenen moet uitkeren van werknemers die niet zijn aangemeld, en dat andersluidende reglementaire bepalingen niet zijn toegestaan.
Jacht op werkgevers
Deze uitspraak van de Hoge Raad en het standpunt van DNB heeft ondertussen pensioenfondsen behoorlijk wakker geschud. Menig werkgever wordt momenteel bezocht door een vertegenwoordiger (= controleur) van een pensioenfonds. Deze pensioenfondsveldwachter moet onderzoeken of de werkgever valt binnen de reikwijdte van z’n baas. Zo ja, dan ligt verplichte aansluiting en premieafdracht in het verschiet.