Werkgever moet nabestaandenpensioen uitkeren, ondanks afstandsverklaring
7 augustus 2013 – De kantonrechter Apeldoorn heeft op 9 januari 2013 een werkgever veroordeeld tot betaling van het partner- en wezenpensioen. Dit terwijl de werknemer een afstandsverklaring had getekend. (Kantonrechter Apeldoorn, 9 januari 2013, AR 2013-0028)
Het komt nogal eens voor dat een werknemer niet mee wil doen in de pensioenregeling van zijn werkgever. Als de werkgever aangesloten is bij een verplicht gesteld bedrijfstak- of beroepspensioenfonds of ondernemingspensioenfonds, dan is niet-deelname doorgaans alleen mogelijk voor gemoedsbezwaarden. Bij werkgevers die hun pensioenregeling bij een verzekeraar hebben verzekerd, komen regelmatig, vaak ten onrechte, afstandsverklaringen voor.
Wat is een afstandsverklaring?
De werkgever heeft een pensioenregeling die o.a. beschreven is in het pensioen-reglement en de uitvoeringsovereenkomst. Hierin staat (meestal) dat alle werknemers die voldoen aan de definitie van ‘werknemer’ in het pensioenreglement, deelnemer in de pensioenregeling moeten worden. De werknemer die dat niet wil, geeft met een afstandsverklaring aan geen pensioen in de regeling van de werkgever te willen opbouwen en verzekeren. De werknemer is dan ook geen eventuele eigen bijdrage verschuldigd.
De werkgever stuurt de afstands-verklaring naar de verzekeraar en meldt de werknemer bij de verzekeraar derhalve niet aan als deelnemer in de regeling. De verzekeraar verzekert dus niets en hoeft ook niets uit te keren ingeval van pensionering, overlijden of arbeidsongeschiktheid. De risico’s van een afstandsverklaring kunnen daarbij bij de werkgever komen te liggen, zo blijkt uit de uitspraak van de kantonrechter in de onderhavige kwestie.
Hoe lagen de feiten?
Op 31 oktober 2011 overleed de werknemer. Er bleek geen partner- en wezenpensioen te zijn voor zijn weduwe en kinderen. De werkgever had de pensioenregeling verzekerd bij een verzekeraar. De werknemer had bij zijn indiensttreding op 1 juni 2011 afstand gedaan van deze pensioenregeling. Op de verklaring staat ook de handtekening van de partner. Zijn weduwe ontkent echter dat zij deze handtekening heeft gezet. Daarom betwist zij de afstandsverklaring en vordert van de werkgever betaling van partner- en wezenpensioen.
Oordeel van de kantonrechter
De kantonrechter stelt allereerst vast dat de werknemer deelnemer was in de pensioenregeling. Volgens het pensioenreglement neemt een werknemer deel aan de pensioenregeling als hij aan de voorwaarden voor deelname in het pensioenreglement voldoet. Omdat het tekenen van een afstandsverklaring volgens het pensioenreglement geen voorwaarde was om niet deel te nemen, was de werknemer deelnemer aan de pensioenregeling. Dat in de arbeidsovereenkomst de deelname aan de pensioenregeling wel op grond van een keuze mogelijk was, was niet van belang.
Het pensioenreglement bepaalt slechts dat bij aanvang van het deelnemerschap de werknemer geacht wordt te hebben gekozen voor partnerpensioen. Slechts met een afstandsverklaring die gericht is aan de verzekeraar doet een werknemer daar afstand van. Voor de afstand van partnerpensioen is volgens het pensioenreglement ook de handtekening van de partner nodig. Ook de arbeidsovereenkomst van de werkgever schrijft een handtekening van de partner voor. De kantonrechter stelt dat de werkgever daarom de handtekening had moeten verifiëren.
De kantonrechter stelt vast dat de werkgever niet heeft gecontroleerd of de partner de afstandsverklaring heeft getekend. De werkgever heeft dat wel gedaan toen de werknemer de afstandsverklaring tekende.
Verantwoordelijkheid ligt bij werkgever
Daarnaast heeft de werkgever niet bewezen dat hij heeft voldaan aan zijn plicht om de werknemer juist en volledig te informeren over de (financiële) gevolgen van het afstand
doen van een pensioenrecht. Er waren blijkbaar externe consultants die de werknemers begeleiden bij pensioenvraagstukken. De werkgever beroept zich erop dat zij geen informatie hebben verschaft. Maar volgens de kantonrechter is dat voor rekening en risico van de werkgever.
De kantonrechter oordeelt vervolgens dat de weduwe en de kinderen recht hebben op een partner- en wezenpensioen.
Ons commentaar
De uitspraak van de kantonrechter laat zien dat een getekende afstandsverklaring samenhang heeft met arbeidsvoorwaarden en de bepalingen in het pensioenreglement.
In de eerste plaats moet er aansluiting zijn tussen het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst enerzijds en de (collectieve) arbeidsovereenkomst anderzijds. In het pensioenreglement staat welke werknemer volgens de uitvoeringsovereenkomst verplicht binnen een bepaalde tijd bij de verzekeraar aangemeld moet worden. In de aangehaalde zaak liet echter de arbeidsovereenkomst ruimte om wel of niet deel te nemen. Dat is frappant. De werkgever handelt hiermee immers in strijd met de door hem zelf met de verzekeraar overeengekomen pensioenregeling.
In de tweede plaats is van belang of het pensioenreglement expliciet vermeldt of een getekende afstandsverklaring niet-deelname kan bewerkstelligen. Uit de uitspraak van de kantonrechter blijkt immers dat een afstandsverklaring eigenlijk geen zin heeft, als de pensioenregeling die mogelijkheid niet biedt.
Ten derde is het zeer duidelijk geworden dat de verantwoordelijkheid voor de echtheid van de afstandsverklaring bij de werkgever ligt. De werkgever had immers moeten verifiëren of de handtekening van de partner van de werknemer wel echt was, m.a.w., de werkgever had zich er op de een of andere manier er van moeten vergewissen dat de partner inderdaad de handtekening had gezet.
Ten vierde blijkt nog maar weer eens dat het ondertekenen van een afstandsverklaring inhoudsloos is, als niet tevens zorgvuldig is omgegaan met de werknemer en partner expliciet te wijzen op de financiële consequenties van niet-deelname. De gemiddelde werknemer heeft onvoldoende kennis van pensioen om dat zelf te kunnen uitzoeken en begrijpen.
Hierbij komt ons inziens nog een ander aspect om de hoek kijken. Als de (pensioenadviseur van de) werkgever de werknemer en zijn partner informeert over de financiële consequenties van niet-deelname, moet deze wel na kunnen gaan of de verstrekte informatie aansluit bij de kennis en ervaring van werknemer en partner. In de meeste gevallen zal het er dan op neer komen dat een apart informatiedocument in Jip-en-Janneke-taal opgesteld moet worden.
Conclusie
Deze uitspraak geeft nog weer eens duidelijk aan dat met het gebruik van afstandsverklaringen of –overeenkomsten zorgvuldig moet worden omgegaan. Gebeurt dat niet dan kan dit voor de werkgever grote financiële gevolgen hebben. Een voorbeeld: een werknemer verdient € 50.000 bruto per jaar en is op 35 jarige leeftijd in dienst gekomen. Het weduwepensioen dat de werkgever levenslang aan de weduwe moet uitkeren bedraagt dan ca. € 15.000 per jaar. Daarbij komt nog een wezenpensioen per kind van ca. € 3.000 per jaar (tot uiterlijk 27 jaar).
In andere situaties kan de claim bij de pensioenverzekeraar komen te liggen. Reden waarom (nagenoeg) alle verzekeraars geen afstandsverklaringen of –overeenkomsten meer accepteren.
Los van de juridische aspecten is het overigens merkwaardig dat de werkgever nog wel eens de ruimte aan de werknemer overlaat om wel of niet aan de pensioenregeling deel te nemen. Als de werkgever een pensioenregeling als arbeidsvoorwaarde heeft, dan hoort die immers gewoon standaard in de arbeidsovereenkomst thuis. Net als vakantiedagen, werktijden en salaris.