Nieuwe spelregels bijbetaling waardeoverdracht per 1 juli 2012
11 juni 2012 – Minister Kamp heeft een ontwerpbesluit tot beperking van de bijbetalingslasten voor werkgevers bij waardeoverdracht van pensioen naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Werkgevers moeten soms bijbetalen wanneer een vertrekkende werknemer zijn pensioen overdraagt van een pensioenfonds naar een verzekeraar.
Kleine werkgevers hoeven echter niet mee te werken aan de individuele pensioenwaardeoverdracht van een werknemer als dit voor hen leidt tot een bijbetalingslast van meer dan 15.000 euro en bij meer dan 10% van de overdrachtswaarde. Naar verwachting treedt het besluit op 1 juli 2012 in werking. Het betreft een tijdelijke voorziening; een definitieve regeling wordt in 2014 verwacht.
Kleine werkgever
Voor de definitie van een kleine werkgever wordt verwezen naar artikel 2.6, eerste lid, onder b, van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). In de financiering van de sociale zekerheid geldt een apart regime voor kleine werkgevers. Oogmerk daarvan is de beperking van hun financiële lasten. Dat is ook het doel van voorliggend besluit waarbij is aangesloten bij de in de sociale zekerheid gehanteerde grens. Een kleine werkgever heeft een premieplichtig loon (in voorgaande kalenderjaar) dat gelijk is aan of minder bedraagt dan € 755.000,- (2012)
Absolute grens € 15.000,-
Een van de uitgangspunten van het besluit is het voorkomen van bijbetalingslasten van vele tienduizenden euro’s bij kleine werkgevers. Het besluit legt een absolute grens bij €15.000. Alle waardeoverdrachten met een lagere bijbetalingslast, worden door dit besluit niet geraakt.
Uit onderzoek is bekend dat het bij 80% van de waardeoverdrachten gaat om pensioenaanspraken van 10 jaar of minder. De pensioenaanspraak bij een modaal inkomen, is in 10 jaar tijd ca. € 4.000,-. Voor de berekening van de bijbetalingslast bij het overdragen van dergelijke pensioenaanspraken, is de rentestand van belang die geldt voor de berekening van de overdrachtswaarde. Voor 2012 ligt deze rentevoet op 2,802%.
De rentevoet, in combinatie met de aanspraken van een werknemer met een modaal inkomen die 10 jaar pensioenaanspraken wil overdragen, leidt tot een bijbetalingslast van circa € 4.000,-. Het stellen van een absolute grens bij € 15.000,- leidt ertoe dat naar verwachting ruim 90% van de gevallen van waardeoverdracht niet door het besluit wordt geraakt. Daarmee is de inbreuk tegen het recht op waardeoverdracht beperkt.
Voor de hoogte van de absolute grens is ook relevant dat de renten waarmee wordt gerekend bij waardeoverdracht, op dit moment dicht bij elkaar liggen. Deze beperkte verschillen verkleinen op zich de bijbetalingsproblematiek.
Voor waardeoverdrachten met bijbetalingslasten van meer dan €15.000, stelt het besluit een relatieve grens. De relatieve grens van 10% van de overdrachtswaarde houdt in dat pensioenuitvoerders geen verplichting hebben om aan de waardeoverdrachten mee te werken met bijbetalingslasten van meer dan 10% van de overdrachtswaarde. Bij hoge overdrachtswaarden vindt dus een additionele beperking plaats voor de bijbetalingslasten